De Hervormde Gemeente van Doornspijk

Geschiedenis
Doornspijk (Thornspiic) wordt al genoemd in een oorkonde uit het jaar 796. In de 13e eeuw veranderde de naam Doornspijk in ‘Stat van den Elborch’ (Elburg). Doornspijk was hierna slechts een groot landelijk gebied met als religieus centrum, de St. Ludgeruskerk.
Het is niet bekend of de Friese evangelieprediker Liudger (742-809) zelf hier het eerste kerkje heeft gesticht, of dat dit kort na zijn dood is gedaan door de Abdij van Werden aan de Ruhr. Deze abdij, gesticht door Liudger rond het jaar 800 is eeuwenlang eigenaar van de kerk geweest en bevat vele goederen in Doornspijk en omgeving.
Liudger was de apostel van de Friezen. Zijn grootvader was een Friese edelman, die naar Luik was gevlucht. Daar kwam hij in aanraking met het christendom en bekeerde zich tot dit geloof. Zijn zoon trouwde met een vrome christin en uit dit huwelijk werd Liudger geboren. Na een vooropleiding in Utrecht stuurden zijn ouders hem naar York in Engeland. Daar stond de beroemdste school van West-Europa onder leiding van Alcunus. Later kreeg deze geleerde van naam de hofschool van Karel de Grote onder zijn hoede. In 777, op 43-jarige leeftijd, begon Liudger zijn apostelwerk in Deventer. Van daaruit breidden zijn werkzaamheden zich uit naar het noorden, tot in de verste uithoeken van het Friese Zeerijk. Aan het eind van iedere zomer zeilde hij vanuit Stavoren naar Utrecht om daar tijdens de herfstmaanden les te geven aan de kloosterschool.
Of het nu daar is geweest of ergens in Doornspijk, er is een jongeman uit onze streek onder zijn gehoor geweest. Hij raakte zo geboeid door die vreemde woorden van liefde en genade dat hij zich liet dopen. In navolging van de eerste christenen gaf hij al zijn goederen in Doornspijk weg; niet aan de armen maar aan Liudger. In de akte van overdracht wordt voor de allereerste keer de naam Doornspijk genoemd of zoals het toen beschreven werd: "in villa que nuncupatur Thornspiic". Later is deze akte van overdracht teruggevonden in het klooster van Werden aan de Roer in Duitsland. Dit klooster was in 796 door Liudger gesticht. Om van dit klooster een centrum van beschaving en geleerdheid te maken, gaf ook hij al zijn bezittingen weg, waaronder die van Doornspijk. Nadien werd Liudger bisschop van Munster. Hij stierf in 809 als de voltooier van het werk waarvan evangeliepredikers als Willibrord en Bonifatius de grondleggers zijn geweest.
Er is in oude akten sprake van de Villa Thornspiic. Daaronder wordt verstaan een nederzetting met een kern, de plaats waar de eigenaar van het landgoed woonde. Zo'n villa bestond uit verscheidene boerderijen die soms zelfs op vrij grote afstand van het middelpunt lagen. In het jaar 1025 gaf koning Koenraad II drie boerderijen in Dorenspic aan zijn dienstman Werner.
Met deze vermelding van Doornspijk wordt een gebied aangeduid waarvan de grenzen werden vastgesteld door de kerkelijke overheid. Zo'n kerkelijk gebied heette een ker(k)spel en omvatte tenminste 120 gelovigen. De grenzen van dat kerspel zijn op enkele kleine veranderingen na gehandhaafd als gemeentegrenzen van de gemeente Doornspijk.
In 1332 gebruikten de schepenen van Elburg bij een handelsovereenkomst in het Duitse Lübeck het geheimzegel van Dorenspijt. Ze gaven als verklaring voor hun handelwijze: "Onze stad droeg oudtijds de naam Dorenspijt". In de 16e eeuw kreeg het gebied aan het einde van de Kerkdijk de naam Doornspijk.
Na het zelfstandig worden van Elburg vormde de kerk aan zee het nieuwe centrum van het kerspel Doornspijk. In 1825 stortte de kerk aan zee in en verhuisde de naam Doornspijk naar het gebied tegenover het erf Klarenbeek. Tenslotte werd bij de gemeentelijke indeling van Nederland in de vorige eeuw vastgesteld dat Doornspijk ook de gemeentenaam zou zijn.
De St. Ludgeruskerk
De eerste stenen kerk werd omstreeks 1100 gebouwd. Daarvoor hadden er al twee houten kerkjes gestaan. Al in 1130 werd het kerkje uitgebreid met een koor en halfronde apsis.
Aan het eind van de 12e eeuw werd het kerkgebouw uitgebreid met een groot tufstenen koor en een zware toren. In 1473 werd er nog een groot bakstenen koor in gotische stijl aan toegevoegd. De totale lengte bedroeg toen 45,75 m.
In 1584 werd de kerk, met uitzondering van de toren, afgebroken, omdat de magistraat van Elburg vreesde dat de vijand (Tachtigjarige oorlog) er zich in zou gaan verschuilen. In 1592 vond op de oude fundamenten de herbouw plaats van een nieuwe, veel kleinere kerk. In 1562 werd tegen de noordmuur een consis-torie gebouwd. Aan de noordwestzijde werden grote zwerfstenen gelegd ter bescherming tegen stormvloeden.
De plattelandsbevolking uit de verre omgeving onderhield tot 1825 de wekelijkse kerkgang naar dit kerkgebouw, aan de rand van de Doornspijkse gemeenschap. Door een stormramp in februari van dat jaar leed het gebouw zware schade. Een brand door blikseminslag op 18 oktober daarop, betekende het einde van een duizendjarige traditie. Een nieuwe kerk verrees aan de Zuiderzeestraatweg, een meer centrale plaats in de Doornspijk.
Huidige kerkgebouw
De huidige Hervormde kerk is een forse rechthoekige zaalkerk, mogelijk naar ontwerp van A.M. Sorg. Blijkens de sluitsteen van de deur stamt de kerk uit 1829. De kerk is gebouwd nadat de Sint Ludgeruskerk buiten gebruik was geraakt.
In 1952 werd de kerk verbouwd en uitgebreid tot een kruiskerk. De voorgevel is in Neoclassicistische stijl gebouwd.
Boven de voorgevel bevindt zich een houten koepeltje. Daarin bevindt zich een mechanisch torenuurwerk van J. H. Addicks & Zoon uit Amsterdam. Later is het uurwerk voorzien van elektrische opwinding.
De kerk is en zogenaamde Waterstaatskerk. Dat is de benaming voor Nederlandse kerkgebouwen die tussen 1824 en 1875 met financiële steun van de landelijke overheid werden gebouwd. Het ontwerp en de bouw van dergelijke kerken was onderhevig aan de goedkeuring en controle door ingenieurs van het ministerie van Waterstaat. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht is het begrip Waterstaatskerk niet verbonden aan een bepaalde bouwstijl. De kerk heeft een gestukadoord interieur, waarin een gemarmerde houten orgelgalerij op Jonische zuilen. In 1996 is de kerk opnieuw uitgebreid en gerenoveerd.
Doornspijk (Thornspiic) wordt al genoemd in een oorkonde uit het jaar 796. In de 13e eeuw veranderde de naam Doornspijk in ‘Stat van den Elborch’ (Elburg). Doornspijk was hierna slechts een groot landelijk gebied met als religieus centrum, de St. Ludgeruskerk.
Het is niet bekend of de Friese evangelieprediker Liudger (742-809) zelf hier het eerste kerkje heeft gesticht, of dat dit kort na zijn dood is gedaan door de Abdij van Werden aan de Ruhr. Deze abdij, gesticht door Liudger rond het jaar 800 is eeuwenlang eigenaar van de kerk geweest en bevat vele goederen in Doornspijk en omgeving.
Liudger was de apostel van de Friezen. Zijn grootvader was een Friese edelman, die naar Luik was gevlucht. Daar kwam hij in aanraking met het christendom en bekeerde zich tot dit geloof. Zijn zoon trouwde met een vrome christin en uit dit huwelijk werd Liudger geboren. Na een vooropleiding in Utrecht stuurden zijn ouders hem naar York in Engeland. Daar stond de beroemdste school van West-Europa onder leiding van Alcunus. Later kreeg deze geleerde van naam de hofschool van Karel de Grote onder zijn hoede. In 777, op 43-jarige leeftijd, begon Liudger zijn apostelwerk in Deventer. Van daaruit breidden zijn werkzaamheden zich uit naar het noorden, tot in de verste uithoeken van het Friese Zeerijk. Aan het eind van iedere zomer zeilde hij vanuit Stavoren naar Utrecht om daar tijdens de herfstmaanden les te geven aan de kloosterschool.
Of het nu daar is geweest of ergens in Doornspijk, er is een jongeman uit onze streek onder zijn gehoor geweest. Hij raakte zo geboeid door die vreemde woorden van liefde en genade dat hij zich liet dopen. In navolging van de eerste christenen gaf hij al zijn goederen in Doornspijk weg; niet aan de armen maar aan Liudger. In de akte van overdracht wordt voor de allereerste keer de naam Doornspijk genoemd of zoals het toen beschreven werd: "in villa que nuncupatur Thornspiic". Later is deze akte van overdracht teruggevonden in het klooster van Werden aan de Roer in Duitsland. Dit klooster was in 796 door Liudger gesticht. Om van dit klooster een centrum van beschaving en geleerdheid te maken, gaf ook hij al zijn bezittingen weg, waaronder die van Doornspijk. Nadien werd Liudger bisschop van Munster. Hij stierf in 809 als de voltooier van het werk waarvan evangeliepredikers als Willibrord en Bonifatius de grondleggers zijn geweest.
Er is in oude akten sprake van de Villa Thornspiic. Daaronder wordt verstaan een nederzetting met een kern, de plaats waar de eigenaar van het landgoed woonde. Zo'n villa bestond uit verscheidene boerderijen die soms zelfs op vrij grote afstand van het middelpunt lagen. In het jaar 1025 gaf koning Koenraad II drie boerderijen in Dorenspic aan zijn dienstman Werner.
Met deze vermelding van Doornspijk wordt een gebied aangeduid waarvan de grenzen werden vastgesteld door de kerkelijke overheid. Zo'n kerkelijk gebied heette een ker(k)spel en omvatte tenminste 120 gelovigen. De grenzen van dat kerspel zijn op enkele kleine veranderingen na gehandhaafd als gemeentegrenzen van de gemeente Doornspijk.
In 1332 gebruikten de schepenen van Elburg bij een handelsovereenkomst in het Duitse Lübeck het geheimzegel van Dorenspijt. Ze gaven als verklaring voor hun handelwijze: "Onze stad droeg oudtijds de naam Dorenspijt". In de 16e eeuw kreeg het gebied aan het einde van de Kerkdijk de naam Doornspijk.
Na het zelfstandig worden van Elburg vormde de kerk aan zee het nieuwe centrum van het kerspel Doornspijk. In 1825 stortte de kerk aan zee in en verhuisde de naam Doornspijk naar het gebied tegenover het erf Klarenbeek. Tenslotte werd bij de gemeentelijke indeling van Nederland in de vorige eeuw vastgesteld dat Doornspijk ook de gemeentenaam zou zijn.
De St. Ludgeruskerk
De eerste stenen kerk werd omstreeks 1100 gebouwd. Daarvoor hadden er al twee houten kerkjes gestaan. Al in 1130 werd het kerkje uitgebreid met een koor en halfronde apsis.
Aan het eind van de 12e eeuw werd het kerkgebouw uitgebreid met een groot tufstenen koor en een zware toren. In 1473 werd er nog een groot bakstenen koor in gotische stijl aan toegevoegd. De totale lengte bedroeg toen 45,75 m.
In 1584 werd de kerk, met uitzondering van de toren, afgebroken, omdat de magistraat van Elburg vreesde dat de vijand (Tachtigjarige oorlog) er zich in zou gaan verschuilen. In 1592 vond op de oude fundamenten de herbouw plaats van een nieuwe, veel kleinere kerk. In 1562 werd tegen de noordmuur een consis-torie gebouwd. Aan de noordwestzijde werden grote zwerfstenen gelegd ter bescherming tegen stormvloeden.
De plattelandsbevolking uit de verre omgeving onderhield tot 1825 de wekelijkse kerkgang naar dit kerkgebouw, aan de rand van de Doornspijkse gemeenschap. Door een stormramp in februari van dat jaar leed het gebouw zware schade. Een brand door blikseminslag op 18 oktober daarop, betekende het einde van een duizendjarige traditie. Een nieuwe kerk verrees aan de Zuiderzeestraatweg, een meer centrale plaats in de Doornspijk.
Huidige kerkgebouw
De huidige Hervormde kerk is een forse rechthoekige zaalkerk, mogelijk naar ontwerp van A.M. Sorg. Blijkens de sluitsteen van de deur stamt de kerk uit 1829. De kerk is gebouwd nadat de Sint Ludgeruskerk buiten gebruik was geraakt.
In 1952 werd de kerk verbouwd en uitgebreid tot een kruiskerk. De voorgevel is in Neoclassicistische stijl gebouwd.
Boven de voorgevel bevindt zich een houten koepeltje. Daarin bevindt zich een mechanisch torenuurwerk van J. H. Addicks & Zoon uit Amsterdam. Later is het uurwerk voorzien van elektrische opwinding.
De kerk is en zogenaamde Waterstaatskerk. Dat is de benaming voor Nederlandse kerkgebouwen die tussen 1824 en 1875 met financiële steun van de landelijke overheid werden gebouwd. Het ontwerp en de bouw van dergelijke kerken was onderhevig aan de goedkeuring en controle door ingenieurs van het ministerie van Waterstaat. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht is het begrip Waterstaatskerk niet verbonden aan een bepaalde bouwstijl. De kerk heeft een gestukadoord interieur, waarin een gemarmerde houten orgelgalerij op Jonische zuilen. In 1996 is de kerk opnieuw uitgebreid en gerenoveerd.
De kerkklok
De klok in de toren van de kerk stamt uit 1962 en draagt als opschrift: Soli Deo Gloria. De klok is gegoten door W.J. Koek te Midwolda. Het geluid van de klok is te beluisteren via deze link https://www.youtube.com/watch?v=JPZKPbwB-lE.
De klok in de toren van de kerk stamt uit 1962 en draagt als opschrift: Soli Deo Gloria. De klok is gegoten door W.J. Koek te Midwolda. Het geluid van de klok is te beluisteren via deze link https://www.youtube.com/watch?v=JPZKPbwB-lE.